vrijdag 13 december 2013

Euro's

Zo komen de Nederlandse Euro's eruit te zien die we in 2002 zullen gaan gebruiken. We zijn benieuwd of deze nieuwe munten zich ook een plaats zullen verwerven in onze taal!

de eurocent

de twee eurocent

de euro"stuiver"

het euro"dubbeltje"

de twintig eurocent

de vijftig eurocent

de euro

twee euro's


het 5 Euro biljet

het 10 Euro biljet

het 20 Euro biljet

het 50 Euro biljet

het 100 Euro biljet

het 200 Euro biljet

het 500 Euro biljet

Wilt u een duit in het zakje doen?

Elke aanvulling op de opsomming van woorden, spreekwoorden en uitdrukkingen is welkom! We verwerken de aanvullingen en correcties regelmatig in de lijsten.

Gebruik het commentaarvak hieronder!

Credits

Voor het maken van deze pagina's hebben we dankbaar gebruik gemaakt van o.a.: Het Woordenboek der Nederlandsche Taal op CD-rom (inmiddels online beschikbaar)

Klinkende munt; Geschiedenis van het geld in de Lage Landen, door: Bert van Beek, Hans Jacobi en Marjan Scharloo (1985, Amsterdam/Brussel, Elsevier)

Diverse websites die betrekking hebben op munten zoals:
Inmiddels allemaal uit de lucht! (2013)

Andere sites die u verder kunnen helpen op zoek naar informatie over munten:
munten.beginthier.nl
numismatiek.pagina.nl


Idee en uitvoering:
Lian Derks en Luud de Brouwer
anno 1999

Spreekwoorden en gezegden

Iemand met apenmunt betalen.
Iemand met kluchten en grappen afschepen, met mooie woorden en uitvluchten paaien, in plaats van hem het verschuldigde te voldoen. De uitdrukking is van historische oorsprong. De lieden, die met apen rondreisden om op markten en straten hun voorstellingen te geven, moesten in vroeger tijden in Parijs, bij het binnenkomen van de stad, zich bij de ontvanger van de inkomende rechten van een verlofbriefje voorzien, dat zij voor niets konden krijgen, als ze tot vermaak van de beambten de dieren hun kunsten lieten vertonen.


Een beleefde ruiter is nog een oude braspenning waard. Of: Hij verdient een stuiver, en heeft wel voor een braspenning dorst.
Wordt gezegd van iemand die veel verdient, maar er alles weer even snel doorheen jaagt.

Iets laten liggen, totdat het oude braspenninngen zweet.
Iets tijdelijk bewaren om er later voordeel uit te trekken. Later ook in gewijzigde toepassing op iets dat vergeten en verwaarloosd ligt.


Geen cent voor iets geven. Iets totaal waardeloos vinden; ergens niet in geloven. Geen centje pijn. Geen probleem, geen enkele moeite. Geen (rooie) cent. Niets (hebben). Iemand voor geen cent vertrouwen. Iemand niet (helemaal) vertrouwen. Op de centen zijn. Niet graag geld uitgeven. Zuinig of gierig zijn. Een fluitje van een cent. Iets wat heel makkeijk is of weinig voorstelt. Vallen op (of over) een cent. Gierig zijn. Die kerel ligt met de centen. Hij heeft veel geld. Hij zou een cent in tweeën bijten. Hij is erg gierig. Een cent met een gat, geeft altijd wat. Een cent met een gat brengt geluk volgens een oud volksgeloof. Wie een cent met een gat om de hals draagt, is nooit zonder geld. Hij is zo slecht als katoen van een cent de el. Hij is zo slecht als het hout van de galg. Gewoonlijk gezegd van iemand die door en door slecht is. Hij zag eruit om hem een cent te geven. Hij zag er als een armoedzaaier uit. Een cent voor je gedachten. Waar zit je aan te denken? (Ontleend aan het Engelse: a penny for your thoughts.) Ik zing niet twee keer voor een cent. Ik zeg niet twee keer hetzelfde. Je zou hem je laatste cent geven. Gezegd van iemand die er betrouwbaar uitziet, maar dat niet blijkt te zijn. Iemand voor vijf cent (mee)geven. Iemand een pak slaag geven. De centen dansen hem in de zak / De centen bijten hem. Hij geeft zijn geld makkelijk uit. We zijn er geen cent wijzer van geworden. We hebben er niets aan verdiend. De eerste klap is een daalder waard. Wie het initiatief neemt in een strijd, is in het voordeel. Ik heb een daaldersplaats. Ik heb een plaats vanwaar ik het schouwspel goed kan zien. Een uitstekende plaats. Ieder dubbeltje (moeten) omdraaien. Zuinig (moeten) zijn. Men weet niet hoe vreemd een dubbeltje rollen kan. Op soms geheel onverwachte wijze komt men tot een gewenst resultaat. Van een dubbeltje maar tien centen kunnen maken. Niet meer dan het mogelijke met zijn geld kunnen doen. Dubbeltjes spuwen schuimachtig speeksel spuwen, ik spuw al dubbeltjes, zo droog is mijn keel. Jut en Jul, een (mooi) paar om een dubbeltje! Jut bij Jennefeem, het paar een dubbeltje. Gezegd van een min of meer belachelijk echtpaar. Een dubbeltje (of een stuivertje) op zijn kant. Dat is iets heel hachelijks, het kan net zo goed anders uitvallen, het is hoogst twijfelachtig. Laat je toch niet aan dat dubbeltje kennen. Laat toch niet omwille van dat dubbeltje blijken, dat je eigenlijk inhalig bent, ook gezegd met betrekking tot een verborgen trek van iemands karakter. Voor een dubbeltje op de eerste rang (of rij) willen zitten. Het beste willen voor weinig geld. Op de dubbeltjes passen. Goed toezien op zijn uitgaven, niet verkwistend zijn. Als je voor een dubbeltje geboren bent, word je nooit een kwartje. Het is niet mogelijk om uit een (slechte) sociale situatie te raken waarin je geboren bent. Ook een duit in het zakje doen. Ook het zijne bijdragen, een woordje meespreken. Vaak spottend bedoeld. Een duit gezocht en een oordje verloren. Een kleine winst nagejaagd en daardoor een grotere verloren. Van duit tot stuiver. Tot in de kleinste bijzonderheden. Iemand van vier duiten weerom geven. Iemand flink de waarheid zeggen, iemand op zijn nummer zetten. Dat heeft hem een aardige duit gekost. Dat heeft hem veel geld gekost. Goed geld naar kwaad geld gooien (werpen, smijten). Nutteloze kosten maken voor een doel, waarvan men voorzien kan dat het niet te bereiken is. Daar is kwaad geld bij. Wordt gezegd van bezittingen die met schulden bezwaard zijn. Iets op klein geld geven. Het in bijzonderheden verklaren. Licht geld, lichte waar. Voor weinig geld kan men niets goeds kopen. Men moet in de handel ook het vuile geld aannemen. Geld uit iets slaan. Ergens geld aan weten te verdienen. Goede woorden kosten geen geld. Voor geld en goede woorden. Dat riekt naar geld! Dat is duur! Geld als water verdienen. Erg veel verdienen. Eieren voor zijn geld kiezen. Zich met minder tevreden stellen dan men aanvankelijk eiste. Vandaag voor geld, morgen voor niets. Opschrift bij herbergen en kroegen. Tijd is geld. Wie met de tijd die hij heeft zijn voordeel weet te doen, kan geld verdienen. Die Goudguldens verf kan pissen, kan licht de Doctoren missen, (HUYGENS) Goudguldensverf is de kleur van goudguldens, zoals kleur van gezonde urine... Aangeklopt, niet opengedaan; één gulden zestien. Schertsende zegswijze als men „bot” heeft gevangen (met bespotting van de wijze van declareren door sommige rechtsgeleerden?) Elk kind brengt duizend gulden mee. Kinderen zijn een zegen van de Heer, t.w. niet onmiddellijk, maar b.v. doordat zij de ijver van de huisvader doen vermeerderen. Weten wat een gulden waard is. De waarde van het geld kennen/weten hoeveel moeite men moet doen om geld te verdienen. Op de markt is uw gulden een daalder waard. Op de markt is alles goedkoper. Een heitje voor een karweitje. De padvinders kwamen aan de deur om een klusje in huis op te knappen en kregen een kwartje voor de kas. Iemand met een kluitje in het riet sturen. Iemand met een mooi praatje afschepen. Onzeker is de betekenis van kluit in dit spreekwoord. In het riet sturen betekent „in de war laten lopen, laten mislopen"; misschien zou men bij kluitje aan de betekenis van een munt kunnen denken: het spreekwoord zou dan betekenen: „iemand met een grapje, ofwel met hem een geldstukje van geringe waarde in de hand te stoppen, verkeerd laten lopen, laten gaan zonder dat hij iets bereikt", wat waarschijnlijk tot de het gebruik van de zegswijze kon leiden. Voor een kwartje naar Amsterdam willen. Iets op een koopje willen hebben, ergens geen moeite voor over hebben. Het kwartje is gevallen. Wordt gezegd wanneer iemand plotseling iets eenvoudigs begrijpt. Klinkende munt spreekt overal verstaanbare taal, maar het verstaanbaarst klinkt hartentaal. Iets voor goede munt opnemen. Iets wat gezegd wordt geloven. Iemand met gelijke munt betalen. Munt slaan uit iets. Iets ergens praktisch op toepassen met een doel. Aan de wapens kent men de munten. Aan uiterlijke kenmerken ziet men waar men aan toe is. Het is zo goed waard als een ei een oordje. (Ook wel: Dat is het waard gelijk een koek een oordje.) Werd gezegd om te kennen te geven dat iets de prijs die gevraagd werd ten volle waard was. Een oordje in 't zakje leggen om er een schelling uit te halen. Een kleine som wagen met hoop op grote winst. Hij kijkt of hij zijn laatste oordje (oortje) versnoept heeft. Hij zet een bedremmeld gezicht. Geen oordjes, geen mastellen. Geen geld, geen waar. Iemand met oordjes. Iemand met geld, een bemiddeld iemand. Zijn stuiver doet toch ook maar vier oordjes, (gelijk de onze). Een vroegere soort van verdachtmaking die afgunstige mensen uiten ten opzichte van mensen van hun stand, die hetzelfde geld verdienen en toch meer welstand genieten. Voor het oordje zijn. geldzuchtig zijn Achter de oordjes zitten. Al het mogelijke doen om geld te vergaren. Kleine oordjes van iets maken. Het te gelde maken. Altijd gezegd van iets wat men niet meer nodig heeft. Oordje gierig en stuiverke zot. In sommige gevallen tegen het uitgeven van een kleinigheid opzien, terwijl men in andere gevallen nutteloos grotere sommen verspilt. De stuiver op een oordje brengen. Door gebrek aan overleg de waarde van zijn goederen verminderen, b.v. door een meubelstuk te ruilen tegen een ander dat minder waard is. Nog liever honger lijden dan een oordje te kort blijven. Liever honger lijden dan schuld hebben. Ieder oordje brengt zijn gierigheid mee. Hoe meer men verdient, hoe meer men bij wil verdienen; hoe rijker men is, hoe gieriger men wordt. Voor een oordje het voer. Overvloedig Oordje zeker spelen. Zijn geld slechts in solide zaken steken. Liever oordje zeker en het geweten zuiver. Liever een kleine winst eerlijk verworven dan op andere wijze rijk te worden. Klappen (praten) zijn geen oorden, want als klappen oorden waren, ik klapte mijn zak vol. (Hetzelfde als: Woorden zijn geen oorden.) Klappen, praten, brengt geen geld op, helpt niet veel. Hetzelfde als het spreekwoord 'praatjes vullen geen gaatjes.' Bekend zijn als de blinde oordjes. Overal bekend zijn. (Een blind oordje was een muntstuk waarvan de beeldenaar was afgesleten.) Ook een oordje in de schaal te leggen hebben. Ook recht van spreken hebben. Iets voor een oordje willen geven. Iets voor weinig geld van de hand willen doen. Hij ligt daar voor een oordje thuis. Hij is daar voor weinig geld in de kost. Hij krijgt twee plakken en een dunne (een penning?) Gezegd om te kennen te geven, dat de grote verwachtingen, die men van een zaak had, op weinig uitlopen. Op de penning zijn. Zuinig (of gierig) zijn. Gekend zijn als de kwade penningen. Overal bekend zijn. Iemand de penningen geven/gunnen. Iemand de klandizie gunnen. Hij heeft van de dertig penningen niet gehad. Hij is niet erg slim. Iets lossen tegen de penning zestien. Een rente afkopen. De tiende penning Belasting die Alva in 1572 hief, waarbij een tiende gedeelte van de waarde van iedere verkoop in de schatkist moest worden gestopt. De penningen maken de oorlog. Zonder geld kan men geen oorlog voeren. Het penningkse der weduwe Werd gezegd van een kleine gift van grote waarde. Zijn penning geldt hier niet. Hij is hier niet gezien, niet geliefd. Penning is pennings broeder. Geld trekt geld. De penning gesloten houden. Het geld achter slot en grendel houden. De schoonste kant van de penning laten zien. De voordelige kant van een zaak bespreken. Dat gaat boven mijn prik. Dat is mij te duur. (Ook wel: Dat gaat mijn bevattingsvermogen te boven.) Hij heeft een roldaalder in zijn zak. Hij geeft graag geld uit. Een tronie van twaalf schellingen. Een uitgestreken gezicht. Hij verdient een stuiver, en heeft wel voor een braspenning dorst. Gezegd van iemand die veel verdient, maar alles even snel weer opmaakt. Een stuivertje kan soms raar rollen, men weet nooit hoe een stuivertje rollen kan. Een zaak kan soms een vreemde loop nemen, men weet nooit hoe een zaak nog lopen kan. Zij kan op een stuivertje in 't rond draaien. Zij is buitengewoon vlug, levendig. Die een penning niet acht, wordt van een stuiver geen heer. Die het kleine niet begeert, is het groot niet weerd. (of: Wie het kleine niet eert, is het grote niet weerd) Dat scheelt drie stuiver. Dat is iets anders dan wat je eerst hebt gezegd; dat scheelt een dwarsstraat. Een winkelier moet zowel opstaan voor een duit, als voor een stuiver. Die het kleine niet begeert, is het groot niet weerd. Stuivertje wisselen. Benaming voor een kinderspel: de deelnemers staan ieder bij een boom, behalve één die één van de anderen vraagt of deze „een stuivertje kan wisselen"; intussen proberen de overigen van boom te verwisselen, maar de vrager probeert hen voor te zijn en een tijdelijk lege boom te bezetten: wie dan zonder boom overblijft moet op zijn beurt de vraag gaan doen. Vandaar betekende stuivertje wisselen ook: in elkaars plaats komen. Voor zeven stuivers krijgen. Een stevige uitbrander krijgen.

Waarom geld?

De eerste vormen van geld

De toenemende handel tussen allerlei volkeren in de oudheid deed de behoefte ontstaan aan een algemeen geldend ruilmiddel of geld.
De meeste volkeren kenden al langer een vorm van primitief geld. In sommige culturen waren dat levensmiddelen. Zelfs in de Romeinse tijd kwam het nog voor dat de soldaten hun soldij in de vorm van b.v. zout kregen. Het woord salaris is dan ook afgeleid van het Latijnse woord voor zout: sal. Het Latijnse woord pecunia (=geld) is afgeleid van het woord pecus, dat kudde betekent. Dat gaat terug op een tijd waarin vee als ruilmiddel in zwang was. Voor de komst van Columbus waren in Mexico cacaobonen in gebruik als geld en tot in de zeventiende eeuw kon gold tabak in Virginia als betaalmiddel. Tijdens de Tweede Wereldoorlog kon je in ons land van alles 'kopen' voor sigaretten.
In andere culturen benutten de mensen allerlei metalen voorwerpen als betaalmiddel die om hun zeldzaamheid gewaardeerd werden, bijvoorbeeld het hakmesgeld uit Midden-Amerika en het mesgeld uit China. Bij weer andere volkeren waren het kralen en schelpen, bijvoorbeeld kauri-schelpen in onder andere Nieuw-Guinea. Op het Indonesiche eiland Alor dienden bronzen trommels als betaalmiddel.


Het ontstaan van muntgeld

Door de steeds maar toenemende groei van de handel ontstond er behoefte aan een handzaam ruilmiddel, dat bovendien waarde had voor iedereen met wie gehandeld werd. De edelmetalen goud en zilver bleken zich daarvoor het beste te lenen en waren bovendien in voldoende mate voorhanden.
Een belangrijke stap werd gezet toen men op afgewogen stukken goud en zilver een stempel ging zetten als garantie voor het juiste gewicht en gehalte. Zo ontstonden de eerste munten.
De oudste munten dateren uit de zevende eeuw voor Christus en zijn afkomstig uit Klein-Azië. Van hieruit verspreidde het gebruik van muntgeld zich over de hele toenmalige bekende wereld.


Het munten

Omdat het slaan van munten in de Nederlanden tot ver in de 17de eeuw uitsluitend met de hand gebeurde vertoonden ze allerlei mankementen. De repen metaal die nodig waren om de munten te slaan moesten met een hamer op de juiste dikte geslagen worden om er daarna muntplaatjes van te knippen. De muntmaker plaatste de plaatjes vervolgens op een onderstempel. Daarop kwam een bovenstempel te liggen. Door op de bovenstempel een harde klap met de hamer te geven werd de munt geslagen.

Oneerlijke lieden sneden soms stukjes van de randen van de onregelmatig gevormde munten. Het daarmee gewonnen edelmetaal kon dan weer voor andere doeleinden gebruikt worden. De waarde van de munt verminderde daardoor. Dit zogenaamde snoeien trachtte men te bestrijden door het aanbrengen van een randschrift en weer later door een karteling.

In het toenmalige Europa waren veel meer staten en staatjes dan die we nu kennen. Al die landen en landjes sloegen hun eigen munten. Bovendien waren er ook steden die hun eigen munten sloegen. Zo had je in wat we nu Nederland noemen, een veelheid aan munten die circuleerden. Bovendien waren er de munten uit het buitenland die als geldig betaalmiddel konden worden gebruikt. Doordat de munten nog echt van zilver en goud waren gemaakt, behielden ze hun waarde.

Om uit die verscheidenheid aan munten nog wijs te kunnen waren er de muntwegers of wisselaars. Deze lieden waren onmisbaar in de handel in vroeger eeuwen. Zij konden door middel van hun instrumentarium (een weegschaal met gewichtjes) bepalen wat de waarde van de munten was en of die nog overeenkwam met de waarde die op de munt vermeld stond.